Metsatöll heb ik leren kennen tijdens een reis naar Estland, waar ik in 2006 op werkbezoek was. Als ik op reis ben kan ik meestal de aandrang niet onderdrukken om even bij een lokale platenboer aan te kloppen en te vragen naar de recentste cd van een vooraanstaande metalband uit het land waar ik op dat moment vertoef. Dat heeft al juweeltjes van vondsten opgeleverd. De eerste CD van Metsatöll die ik zo in mijn handen kreeg was er één van. Het betrof de schijf “Terast mis hangund me hinge10218”. Metsatöll is een Ests eufemisme voor ‘wolf’, zo beweert de website van de band.
Metsatöll zijn voor mij de uitvinders van de druïden-metal. Klinkt sjamanen-metal beter? Ook goed! Met zwaar ingezette zangen scheppen ze een stemming waarin je je waant in een bijeenkomst van druïden of sjamanen op een open plek in het bos, ruim na zonsondergang, klaar om een zielenreis te maken, een geest op te roepen of een medicijn te brouwen. Bij Metsatöll klinkt het alsof ze elektriciteit in het bronzen tijdperk hebben gestopt.
Eén keer, op 30 oktober 2009, mocht ik Metsatöll live aanschouwen in De Kelder in Amersfoort, in het voorprogramma van een Finse ketter-metalband, die hen het spotlicht in de ogen niet gunde. Een krappe 40 minuten hebben ze in het donker mogen optreden, zoekend naar contact met het publiek en een plek op het podium om hun kont te keren. Zó donker was het, dat ze nauwelijks durfden te bewegen op het podium, waarschijnlijk bang om op de voeten van hun collega’s te staan.
De vormgeving van Metsatöll op de site en albums is altijd uitzonderlijk en voorbeeldig. Zo gaven ze de CD “Iivakivi” uit in een houten doos en het dubbel live-album “Kõva Kont” in een gestikte suède-leren hoes. Ook grafisch is het een lust voor het oog – misschien iets te verfijnd voor een metal band, maar het sluit wel aan bij de de Estse traditie waarin de band staat.
Niet alleen met de presentatie maakt Metsatöll indruk, ook muzikaal. In de eerste plaats zingen ze in ‘s lands taal, het Ests. Als je bedenkt dat deze taal decennia lang werd onderdrukt door een andere mogendheid, kun je je misschien voorstellen dat het voor de Esten belangrijk is om zich in hun eigen taal uit te drukken. Hierbij speelt mee dat het jarenlang niet mogelijk was om fatsoenlijk Engels te leren, waardoor Engelstalige zangers in Oost-Europa dun bezaaid zijn.
De band bedient zich ruim van traditionele instrumenten zoals de torupill, (een Estse doedelzak), de harmonica , de fluit, de kantele (een snaarinstrument met klankast), de ängipill en de moldpill. De laatste twee zijn volgens mij traditionele Estse instrumenten, maar ik sluit niet geheel uit dat het om zelf ontworpen instrumenten gaat.
Onvergetelijk zijn de beelden op de bonus-schijf van ‘Köva Kont’ die zijn opgenomen terwijl Metsatöll oefent in een benauwde kelderruimte. Als gitarist Markus het op een gegeven moment te warm krijgt besluit hij om al zijn kleren uit te doen en met niet meer dan een gitaar voor zijn leuter de oefensessie voort te zetten. Gelukkig heeft Markus op de recentste clip verkoeling gevonden, als de gehele band op de bodem van een meer speelt.
Het nieuwste album van Metsatöll, ‘Ulg’ (‘De Huil’) bevat 11 titels en duurt 43:49 minuten. In dat tijdsbestek komen de unieke ingrediënten van de band ruimschoots aan bod. Enkele hoogte punten: de openingstitel, ‘Agu’, laat de kantele horen, die tegen het einde wordt overstemd door steeds luider klinkende trommelslagen. ‘Sojasüda’ sluit naadloos aan op dit nummer en barst los in een golf van muzikaal geweld. De derde en vierde titel, ‘Küü’ en ‘Mohu Õud’, roepen herinneringen op aan Skyclads titel ‘Polkageist’ van het album Folkémon. Het is maar een referentiekader. ‘Kivine Maa’ klinkt als een oorlogslied dat oproept tot de strijd: in een stug marstempo werkt Metsatöll zich door deze compositie heen. Het logge ‘Rabakennel’ laat wat invloeden van het oude Black Sabbath uit de jaren ’70 horen. ‘Isata’ vormt een kalme, instrumentale brug naar ‘Kahjakaldad’, waarin Metsatöll weer op stoom komt. Tempo- en stemmingswisselingen maken deze compositie spannend. De negende titel, ‘Tormilind’ is wat vlakjes naar mijn indruk. ‘Ulg’ is het titelnummer waarin ook muzikale variatie niet wordt gemeden. Akoestische passages wisselen rauwe metalen gedeelten af en een oerschreeuw ontbreekt ook niet. Het album sluit af met het akoestische ‘Eha’, dat bijna ontroerend is, na het muzikale geweld dat eraan voorafging. De zanger klinkt alsof hij iets is kwijtgeraakt. Misschien is hij teruggekeerd van een zielenreis en heeft hij niet gevonden waarop hij had gehoopt. Een mooie afsluiter.
Helaas ontbreekt aan de uitgeklede promo-versie die ik ontving nadere informatie over de drijfveren en de thema’s die de band aanroert op dit album. Ook teksten (met vertaling) ontbreken, waardoor de mogelijkheid ontbreekt om iets meer van de band te begrijpen. Misschien willen ze niet begrepen worden.
Hoewel de titels compositorisch toegankelijk klinken, draai je deze schijf niet even op de achtergrond. Daarvoor dringt de muziek zich te veel op. De mix van de schijf is ongepolijst en laat een volledig klankbeeld horen waarin geen instrumenten zijn weggedrukt. Dat is prettig om naar te luisteren. Metsatöll klinkt op Ulg spontaan wat waarschijnlijk te danken is aan het feit dat de composities grotendeels in één keer zijn opgenomen tijdens een bosdag (of bosweek) op het Estse platteland.
Metsatöll zingt over de oer-koppige, onverzettelijke Estse cultuur, eigenschappen waar ze enorm trots op zijn – maar die niet altijd leiden tot grootse prestaties. Naar mijn idee zijn ze voor wat betreft dit album wat te bescheiden daarover.
Titels
1. Agu (Daybreak)
2. Sõjasüda (Warheart)
3. Küü (Serpent)
4. Muhu õud (Muhu Dread)
5. Kivine maa (Land Full of Stones)
6. Rabakannel (Bog-harp)
7. Isata (Fatherless)
8. Kahjakaldad (Sacrificial Shores)
9. Tormilind (Shearwater)
10. Ulg (The Howl)
11. Eha (Dusk)
Bezetting
Markus – vocals, guitars
Lauri – vocals, torupill, flutes, kannel, instrument of angst, moldpill, mouth harp
Raivo – bass and vocals
Atso – drums, stinkdrum, vocals
Metsatöll – Ulg
303
vorig bericht