Scott McKeon is een gitaarnerd van het zuiverste water. Dat bracht hem, hoewel op dit moment nog steeds maar 36 jaar oud, niet alleen een rol in de bands van Tom Jones en Doyle Bramhall II, sessiewerk voor Van Morrison, Lana Del Rey en Ed Sheeran en festivaloptredens op Glastonbury en Montreux Jazz, hij maakt ook nog eens zelf fuzz-gitaarpedalen en heeft een signature gitaarelement. Tussendoor heeft hij ook nog kans gezien een derde soloalbum op te nemen, New Morning.
In zijn band zitten ervaren krachten als drummer Jeremy Stacey (Noel Gallagher, Tal Wilkenfield, toerdrummer bij King Crimson), bassist Rocco Palladino (D’Angelo, en zoon van Pino inderdaad) en op drie tracks zanger Gavin Conder uit McKeon’s band Rufus Black, die allemaal volop ruimte krijgen om hun kwaliteiten tentoon te spreiden. Achter de knoppen zat producer/engineer Paul Stacey (Doyle Bramhall II, Black Crowes, Noel Gallagher) en die is dan weer de tweelingbroer van drummer Jeremy. Connecties te over. Ook niet onbelangrijk is toetsenist Ross Stanley, een klassiek geschoolde toetsenist die vooral in jazzkringen verkeert, maar hier ook een aantal geweldige bluesy Hammond-partijen neerlegt.
Maar uiteindelijk draait het vooral om het gitaarwerk van Scott McKeon. Een echte Scott McKeon-stijl heb ik nog niet kunnen ontdekken, maar dat is dan ook het enige wat er op aan te merken is. Hij soleert veel en graag, maar doet dat vooral op melodie en laat horen dat snelheid daar geen enkel vereiste is. Bovendien slaagt hij erin om in alle omstandigheden een fijne ontspannenheid vast te houden. Gezien zijn werk aan fuzzpedalen zou je misschien denken dan het allemaal gruizig is wat de klok slaat, maar dat is zeker niet het geval. Luister maar eens naar de track Fego. Een slow blues van zeven minuten, waarin McKeon met een fraai en relatief helder geluid, op momenten zelfs jazzy, moeiteloos de aandacht weet vast te houden.
Wat ik ook erg geslaagd vind, is dat het niet eindeloos bijgeschaafd is. Het is geweldig uitgevoerd, maar wat niet is weggewerkt is, is bijvoorbeeld de aanslag van het plectrum op de snaar of een verschuivende vinger. Bij een echte gitaarplaat als deze draagt dat alleen maar bij aan de sfeer. De basis is blues, maar er zijn allerlei uitstapjes, naar onder andere jazz, rhythm and blues en rootsy elementen. Zo heeft Crossfade een geweldig intro waarin de verschillende partijen tegen elkaar in bewegen om gaandeweg in een soort fusiontrack uit te monden.
Zoals gezegd hebben een paar tracks zang. Op Third Eye Witness klinkt Gavin Conder als een lijzige Dave Grohl en het refrein heeft ook een echte Foo Fighters-vibe, maar waar de Foo Fighters zich vaak laten beperken door het format van de songs, nemen McKeon en zijn band onderweg een paar afslagen. Everything Is Nothing doet zowaar aan het Nederlandse DeWolff denken. Op Take Me Back klinkt hij dan weer als een kruising tussen Rod Stewart en Paul Rodgers. De drie tracks met zang van Conder zitten trouwens allemaal in de laatste helft. Dat is vast handig om te weten voor de luisteraar die niet zo aan instrumentale platen gewend is. Toch is ook de rest van het album ook voor hen volgens mij prima uit te houden. McKeon is niet van de tak die zijn tracks om een solo heen bouwt, maar een die zich pas met een solo gaat uitleven als de track eenmaal staat als een huis.
McKeon doet niet onder voor pakweg Joe Bonamassa. Het verschil in carrière zit ‘m vermoedelijk vooral in de geldingsdrang. Kwalitatief is New Morning echter simpelweg topklasse.
Scott McKeon website
Scott McKeon – New Morning
305
vorig bericht