Heavy, maar melodieus, is een omschrijving die ze zichzelf geven. Het bombastische en slepende van stoner, gemixt met het lijzige van wave en de dynamiek van grunge; zo zou je het misschien ook kunnen omschrijven. Abrams is in ieder geval veelal een behoorlijke muur van geluid, met melancholische, soms bijna zeikerige melodielijnen en een paar verbazingwekkend technische, prog-achtige oprispingen.
Misschien beginnen ze niet met het meest spannende nummer, maar Tomorrow is wellicht wel lekker om er een beetje in te komen. Het navolgende nummer Fire Waltz is gewoon indrukwekkend, of je het nu mooi vindt of niet. Zonder alleen maar als techneuten geneuzel weggezet te kunnen worden, is dit zeker niet alledaags, bijzonder kundig, en kan het me wel wat doen. De dynamiek van veel negentigerjaren alternatieve bands is daarna duidelijk aanwezig in Etehrol, terwijl je er eigenlijk ook prima bij kan “dubbeltjes zoeken” (zoals bij de meeste nummers). Iets meer in de wave-zweefmodus kabbelt het lichtelijk psychedelische Lungfish daarna voorbij. In Wasting Time kan ik heel veel Soundgarden terug horen, maar misschien is dat puur persoonlijk. Dat basisloopje in het couplet van Death Om is pakkend tegendraads en bijna jaloersmakend, er zijn lekkere breaks en hoewel ik vaak geen liefhebber ben van een schel gitaargeluid, is die (korte) solo erg passend. In het bij aanvang psychedelisch kabbelende Narc kun je in het latere heftiger deel trouwens ook genieten van een lekker stukje snaren martelen. De heerlijk groovende tegendraadsheid wordt in Crack Aunt dan weer schitterend ondersteund door “knijpende” noten (twee snaren tegelijk opgedrukt?), en uit de bocht schietende “solo”; ze hebben oog voor details, zullen we maar zeggen. Afsluiter Blue City geeft daarna nog zo’n beetje een samenvatting van de huiskleuren van Abrams; een onderhoudende plaat van deze mannen uit Denver.