Vanuit de expertise, de ervaring en de voorkeuren richt je je als reviewer vaak op het genre/ op de genres die je het meest aanspreken. Maar door het grote aanbod word je ook geregeld verleid om eens buiten je comfortzone te gaan luisteren.
Zo kwam ik zomaar terecht bij Atsuko Chiba die volgens de omschrijving experimentele rock maakt. Deze Canadezen zijn met Water, It Feels Like It’s Growing al toe aan hun derde album (met daartussen nog even twee EP’s in 2016). Op dit album wordt de band bijgestaan door een keur aan gastmuzikanten die de zes nieuwe composities, met een gemiddelde duur van zes minuten, extra inhoud mogen geven.
Hoewel ze de muziek zelf als experimenteel omschrijven, moet ik zeggen dat het allemaal vrij gangbaar is. Wat wel opvalt is dat de band op nagenoeg alle composities een sfeer weten neer te zetten waarin je mee wordt gezogen en die in die hoedanigheid gevuld is met pittige, soms wat minder voor de hand liggende accenten.
Wat zeker belangrijk is in het geluid van Atsuko Chiba is het drumwerk. In Sunbath is het dé rode draad in een compositie die veel psychedelische vibes heeft en waarbij de zang sterk doet denken aan de muziek van The Pixies. So Much For heeft een wat hoger tempo en ook hier weer die drum die als een metronoom alles het ritme geeft. De muziek in zijn geheel wat best hypnotiserend genoemd worden en in die roes die je ervaart zijn er in de muziek, in andere lagen, heel veel details te vinden. Het is allemaal niet heel erg conventioneel en het enige dat je hier het beste kunt doen is je laten meevoeren door het samenspel in ritme en melodie. Bij Shook (I’m Often) is het niet anders. Het repeterende ritme zorgt al voor een vorm van mantra en de vijf regels tekst komen steeds maar weer terug en terug. Je zou bijna denken dat het gaat vervelen, maar dat is nu juist zeker niet het geval. Het is telkens die herhaling die je pakt. Seeds start rustig met een pulse en mooie heldere zang. Pas na anderhalve minuut schuift de synthesizer langzaam in en wordt er een flinke beat ingezet. Het is hier de kunst van Atsuko Chiba om alles heel, heel geleidelijk op te bouwen. Seeds is inderdaad het muzikale equivalent van de groei van een bonenplant die met time-lapse is opgenomen. Uiteindelijk nemen de synthesizer en gitaar heel voorzichtig de rol en de aandacht over en verdwijnt de zang wat naar achteren. Het zorgt er allemaal wel voor dat je gekluisterd aan je muziekboxen blijft plakken. Seeds eindigt dat weer verrassend met klassieke elementen en licht chaotisch.
Link is met nog geen drie minuten een zeer korte compositie. De band gooit het in Link ook compleet over een andere boeg. Van het dromerige, mistige karakter nemen ze je mee naar een band als Talking Heads. Het gitaarwerk is scherp en ik moet zeggen dat de melodie vrij gemakkelijk te volgen is. De subtiele toegevoegde elementen geven het een meer experimenteel karakter maar het blijft volgbaar. Wanneer aan het eind licht onregelmatigheden worden ingebed is het even met de wenkbrauwen omhoog.
Titelnummer Water, If Feels Like It’s Growing zet je weer op het andere been. De start klinkt enigszins als The Beatles, maar al gauw beweegt Atsuko Chiba in een rustig tempo naar een meer bluesy geluid. In het langzame tempo is er voldoende ruimte voor (experimenten met) gitaar en er komt ook nog een saxofoon langs. Zij moeten het uiteindelijk weer afleggen tegen de synthesizer. Naar het einde toe echter herrijst alles en iedereen weer op en zetten ze met z’n allen nog even de toon voordat het album voorbij is.
Atsuko Chiba is voor mij, buiten mijn voorkeursgenre, een leuke band die met dit derde album me wel wist te pakken. Ik houd er wel van wanneer ik mag en kan verdrinken in ritmes en melodieën die uiteindelijk minuten duren. En dan kom ik wel aan mijn trekken in de eerste 30 minuten van het album.