Hij heeft ook gewoon gelijk, want opener “Devils Not Angels” had zonder het raspende en tegelijkertijd soulvolle stemgeluid van Big Boy zo op een Status Quo-album kunnen staan. Zelf noemt hij Mott The Hoople en T-Rex als invloeden en dat kan ik ook wel volgen. Het is veel meer rhythm and blues (niet te verwarren met de hedendaagse r&b, de arrenbie van Amerikaanse makelij) dan pure blues.
Blues is er voldoende te vinden, zoals de met fijn slidewerk opgetuigde songs “It Came Out Of The Swamp” en “Devil’s Tail”, maar minstens zo vaak is het rock die doet denken aan voornoemde acts en aan bijvoorbeeld de Rolling Stones, met stevig uitgevoerde poppy melodieën, regelmatig voorzien van fijne vrouwelijke achtergrondvocalen. “I Got The Feeling Someone’s Watching Me” wijkt wat af, dat heeft heeft juist iets van een broeierige Nick Cave-ballad. “All Things Considered” heeft weer zo’n Stonesy geluid, met een heerlijke hook.
Big Boy Bloater – hij heet vast anders, maar dat blijkt een goed bewaard geheim – is als gitarist en zanger natuurlijk het middelpunt. Dit is zijn vierde soloalbum, en het tweede met deze band. Dat daar heel veel jaren aan podiumervaring aan vooraf is gegaan, is prima te horen. De band (drummer Matt Cowley, toetsenist Dan Edwards en bassist Steven Oats) zorgt voor een smakelijke basis, met een lekkere swing en tegelijk prettig basic gehouden. De teksten op dit album zijn niet altijd even vrolijk. De muziek zorgt voor een mooi contrast, want over het algemeen heeft het iets prettig lichts, op momenten is het zelfs feestelijk te noemen.
Luxury Hobo is hun eerste album voor Mascot. Ik vermoed dat dat betekent dat ze binnenkort ook in deze contreien zullen optreden. Gaat dat zien, zou ik zeggen.
Big Boy Bloater website