Ondanks het volledig ontbreken van succes in Nederland (de single Don’t Fear (The Reaper) was het enige wapenfeit en deze kwam niet verder dan de tipparade), weet de band in de Verenigde Staten wel degelijk volle zalen te trekken. In 1967 wordt de band opgericht onder de naam Soft White Underbelly, ontleend aan de uitspraak van Winston Churchill over Italië in de Tweede Wereldoorlog. De naam van de band wordt in 1971 veranderd in Blue Oyster Cult, de naam wordt ontleend aan een gedicht van Sandy Pearlman. Het logo van de band is het Griekse teken voor de god Kronos en wordt bedacht door Bill Gawlik, die ook het ontwerp voor het debuut album maakt. Een ontwerp in zwart en wit, de kleuren die ook de tweede en derde lp domineren.
De band die in Cleveland op het podium staat, bestaat uit zanger/gitarist/toetsenist Eric Bloom, gitarist/zanger Donald ‘Buck Dharma’ Roeser, toetsenist/gitarist/zanger Richie Castellano, drummer Jules Radino en bassist/zanger Kasim Sulton. Bloom en Roeser zijn respectievelijk vanaf 1969 en 1967 lid van de band. Vanaf 2004 zijn Castellano en Radino lid van de band. Sulton maakt van 2012 tot 2017 deel uit van de formatie.
De setlist in Cleveland is een bloemlezing van de muzikale geschiedenis. Van het debuutalbum Blue Oyster Cult speelt de band Cities On Flame With Rock And Roll, dat ook als single is uitgebracht, en het nummer Then Came The Last Days Of May. Van het tweede album Tyranny And Mutation uit 1973 speelt de band de eerste drie nummers, OD’d On Life Itself, The Red And The Black en Hot Rails To Hell. En ook van het derde album, het in 1974 uitgebrachte Secret Treaties, speelt de band drie nummers.
Uiteraard ontbreken Don’t Fear (The Reaper) en Godzilla niet op het album. Godzilla wordt flink uitgebouwd met onder andere een drumsolo. De hele show door hoor je een geoliede machine die sterk en evenwichtig speelt. Er is geen moment sprake van enige slijtage of ander ongemak. Dit album krijgt een ruim voldoende.