De vijf muzikanten laten door en met deze nummers horen dat je voor een verhaal niet altijd noodzakelijkerwijs teksten nodig hebt. Denial gaat stevig van start om langzaam in een symphonische atmosfeer verder voort te kabbelen. De sfeer doet me een beetje denken aan de vrijwel onbekende band Dif Juz uit de jaren tachtig die eveneens met subtiele gitaarakkoorden en een stevig drumritme spanning wist op te bouwen. Anger begint ook zo. Het intro kent wat Opethovereenkomsten en is verder opgebouwd uit rustige integere en robuuste delen waarbij de gitaar wederom een belangrijke stem heeft op het geluid. De onderhandelfase in Bargaining is van voren hetzelfde als van achteren met daartussen een subtiel intermezzo. Over het algemeen een heel toegankelijk nummer met een prettige melodie. In Depression weet Cartographer een loodzware sfeer neer te zetten, in overeenkomst met de titel. Maar ook hier is afwisseling een belangrijke factor in het geheel om het verhaal te vertellen. Slotnummer Acceptance is het meest rustige nummer van de EP, zonder te vervallen in balladachtige instrumentale stukken. Wel stukken waar de term art-rock wellicht het meest van toepassing is. Een enkele noot kan in dit geval zo sfeerbepalend zijn.
Instrumentale progrock uit het kikkerlandje dat een volwassen geluid heeft. Dat is de conclusie naar aanleiding van het horen van de EP. Mijn advies aan Porcupine Tree en Opethliefhebbers die het schijfje gaan beluisteren, is om het wel van voor tot achter te beluisteren.