Sodeju! Combichrist mag dan op plaat niet als meest interessante band ooit klinken, maar live beukt en schuurt het zo heftig dat het publiek uitzinnig is van voor tot achter in de zaal. De transformatie van heftige electro beats naar industrial metal is live niet zo heel opvallend door het constante gebeuk in (bijna) hetzelfde ritme. Gevolg is dat het, in grote getale opgekomen, publiek uitzinnig swingt, springt, meezingt en staat te headbangen. De indrukwekkende verschijning van ADHD-er en rondrennende Andy LaPlague maken indruk. De inbreng van twee intensieve drummers is een absolute plus op de live ervaring. Als dan ook nog eens de drums over het podium vliegen en de band op het eind, samen met leden van Lord Of The Lost, crowdsurfen door het publiek en de instrumenten op het podium afbreken dan weet je dat Combichrist terecht de headliner is van de avond. De energie spat er vanaf en hoewel elk cliché die je maar kan bedenken voorbij komt bewijst de band dat zolang je dit maar erg goed en strak weet te brengen er geen haan naar kraait. Natuurlijk lag de nadruk op de laatste plaat met nummers als Skullcrusher, Time Again, My Life My Rules, Exit Eternity en We Are The Plague. Meest opvallend was misschien wel de vertaling van Blut Royale in een EBM metal versie. De band scoort erg hoog op puberale teksten en een uiterst simpele opbouw van nummers. Dit blijkt live juist de kracht van Combichrist. Het is geweldig swingen en schreeuwen op die herhalende en simpele teksten. Terwijl voorbeeld Rammstein de show steelt op Pinkpop met vuur(werk) en vlammen staan we hier te kijken naar een mogelijke opvolger. Zonder de imposante show van het grote voorbeeld, maar wel met zoveel energie dat zelfs de grootste hater van de band en de muziek om gaat.
De band die muzikaal en tekstueel het meest interessant is valt vanavond enigszins tegen. Reden is dat het geluid niet bepaald optimaal is, want teveel midden/ hoog, de zang zit te ver achter in de mix en de band lijkt constant met technische problemen te kampen wat de vaart uit het concert haalt. Bovendien heeft frontman Richard Patrick duidelijk iets teveel – euh, ja wat? – tot zich genomen. Het levert leuke anekdotes met een knipoog op, zoals dat hij Trent Reznor van Nine Inch Nails gewezen heeft om het te hebben over ‘pigs’, maar zijn stem heeft er tijdens het zingen wel onder te lijden. Gevolg van dit alles is dat het sterkste punt van de band, de afwisseling in en tijdens de nummers, nauwelijks te horen is. Het onderscheid tussen de verschillende instrumenten is daarvoor te klein. Het valt vooral op wanneer Filter een stap terug doet zoals bij het rustige, mooie Take A Picture (het nummer gericht aan zijn vader). Toch zijn het niet alleen minnetjes die te melden zijn, want de band is duidelijk op elkaar ingespeeld en Filter speelt een redelijk uitgebalanceerde set van oud en, eigenlijk veel te weinig, nieuw. Denk aan nummers als het heftige The Take, (Can’t You) Trip Like I Do, You Walk Away, American Cliché (waar blijkt dat Trump niet bepaald favoriet is bij Richard), Nothing In My Hands, Take Me To Heaven en eeuwige (en terechte) afsluiter Hey Man Nice Shot. Ik had het niet willen missen, maar de volgende keer minder snoepen of drinken en zorgen voor een goede geluidsman zou het niveau van het concert veel beter maken.
Als eerste heeft Lord Of The Lost ook bewezen elk cliché van de (industrial) metal wereld te kennen. Ook zij weten dit live te combineren met energie en passie waardoor het ook nu niet al te storend over komt. In directheid en overtuiging kunnen ze nog wel het een en ander leren van de headliner, maar als voorprogramma (die vijftig minuten speelt) doen ze het prima. Het heeft muzikaal gezien die bekende Teutoonse bombastische toon en herkenbare ritmes en refreinen. Niet opzienbarend, zeker omdat de zanger ondanks zijn verschijning zangtechnisch een wat mindere schakel is, maar in het geheel onderhoudend genoeg om er van te kunnen genieten. Het niveau van de titels van de nummers zegt wel wat, denk aan; Full Metal Whore, Sex On Legs, We’re All Created Evil en Kill It With Fire. Daarbij speelt men nog een industrial metal versie van een Backstreet Boys nummer. Echt opvallend en leuk wordt het pas bij het allerlaatste nummer, La Bomba. Een geslaagde mix van samba met industrial metal, compleet met bijpassende danspasjes. Als men die humor en durf wat meer durft door te trekken in de andere nummers dan kan het nog echt leuk worden.
Foto’s: Monica Duffels – www.mooninvirgo.nl