Tegelijkertijd past het wel bij De Kat. Geen concessies, ook muzikaal niet. Of aan zoekmachines, want zoeken op De Kat levert online bakken met kattenfilmpjes op. Internet is nu eenmaal een derde porno en een derde kattenfilmpjes, ofwel kitty porn…
Stilistisch is het Groningse De Kat vooral psychedelische blues, die gaandeweg tot stand komt. Live wordt geen enkele solo twee keer hetzelfde gespeeld en je hoort die instelling ook op het album terug. Drummer Sjors de Ruiter en bassist Jasper Visser leggen een basis waarop gitaristen Erik de Vries en David Lamain elkaar uitdagen. Vaak gaat het naar een steviger einde, maar ook dat is geen vereiste. Net zo min als riffs dat zijn, een eenvoudig loopje kan uiteindelijk de hele song aansturen.
Ook verder is er voldoende afwisseling. “What Time Do We Meet” heeft bijvoorbeeld een solo met flink wat distortion, maar kent daarna een stuk met het mooie, heldere gitaargeluid dat je eerder met rock and roll associeert. Soms, zoals in “’74”, lijkt het wel filmmuziek. Het zou zo onder een Tarantinofilm kunnen.
Een enkele keer heeft een track niet de spanningsboog die je zou wensen, maar dat is gelukkig beperkt, zodat het album, met acht tracks van in totaal negendertig minuten, niet inzakt. Daarbij helpt het dat er naar het einde één vocale track tussen zit, de enige cover, een prima versie van Peter Green’s “Fool No More”.
II heeft een sterk gevoel van nostalgie, en tegelijkertijd voelt de term ‘retro’ volstrekt niet op zijn plaats. II is overigens wel een plaat waar je aandacht bij moet houden, heb ik gemerkt. Ben je met andere zaken bezig, dan is de plaat plots afgelopen zonder dat je het gevoel hebt dat er iets is binnengekomen. Wederom: geen concessies.
De Kat op Facebook