Nadat John Wetton in 2006 voor een reünie met de originele bezetting in zee ging met zijn oude maatjes betekende dat het congé van onder andere John Payne. Als zeer schrale troost mocht deze verder gaan onder de bandnaam Asia Featuring John Payne. Op het moment van deze split bestond de band naast John Payne uit Guthrie Govan op gitaar en Jay Schellen op drums. Toetsenist Ryo Okymoto (Spock’s Beard) completeerde de bezetting. Maar niet voor lang. Nadat zijn landgenoot Erik Norlander (Rocket Scientists, Last In Line, Lana Lane) eind 2007 Okumoto verving en later Bruce Bouillet in de plaats kwam voor Guthrie Govan, toerde de groep regelmatig door Amerika. Ze componeerden diverse nummers en brachten in 2009 de EP Military Man uit. Tot een volwaardig album kwam het ondanks diverse aankondigingen echter niet. Feitelijk kwam de band nooit écht van de grond. Dat juist het overlijden van John Wetton het benodigde laatste zetje gaf aan de muzikale aspiraties van Payne en Norlander was misschien wel even pijnlijk als verrassend. Uit respect voor John Wetton besloten de heren immers niet langer verder te gaan als Asia Featuring John Payne. Het betekende tegelijk wel de geboorte van Dukes Of The Orient.
Materiaal voor een eerste album onder de nieuwe naam was er al voldoende. Bij Frontiers Music vonden zij welkom onderdak. Dat label bracht op 23 februari 2018 het album uit wat onder de oorspronkelijke bandnaam nooit het licht zag. Waar tien jaar wachten toe kan leiden bewijst deze acht nummers tellende en een kleine 55 minuten klokkende cd. Een album waar haast vanzelfsprekend de geest van Asia rondwaart.
Gastrollen zijn weggelegd voor gitaristen Jeff Kollman, Guthrie Govan, Moni Scaria, Bruce Bouillet en Jay Schellen op drums. Niet geheel ontoevallig mannen die voor langere of kortere tijd deel uitmaakten van Asia Featuring John Payne. Juist deze variëteit een snaarvirtuozen en het gegeven dat men als band op elkaar is ingespeeld tilt dit album naar een zeer hoog niveau. Tel daarbij ook nog eens de uitzonderlijke kwaliteiten van Payne en Norlander.
De algehele teneur op dit album is melodieuze progressieve rock die vaak neigt naar AOR. Strange Days en Time Waits For No One kunnen zelfs ronduit catchy genoemd worden. Wanneer je bekend bent met het solowerk van Erik Norlander zullen een aantal nummers je ook bekend in de oren klinken. Onder menig nummer staat vanwege het herkenbare toetsengeluid de handtekening van deze sympathieke Amerikaan. Seasons Will Change (in 2013 als video uitgebracht) is daar een goed voorbeeld van. A Sorrow’s Crown valt (figuurlijk gezien dan) enigszins uit de toon. Het nummer is gedreven en schurkt tegen pomprock aan. Naast een bombastisch en pastoraal intro op toetsen horen we toetsenloopjes die sterk doen denken aan Styx. Jubelend en juichend in de beste Asia-tradities klinkt het positieve Fourth Of July wat doorspekt is met akoestisch gitaarwerk en diverse toetsensolo’s.
Het meest progressieve nummer heeft men tot het eind bewaard. Met ruim tien minuten is Give Another Reason niet alleen het langste nummer, het doet ook denken aan Yes. Een fraai intro met akoestische gitaar, waarna het tempo langzaam wordt opgevoerd. Meerstemmige vocalen, een afwisseling van elektrische en akoestische gitaarspel en instrumentale passages op synthesizer en piano zorgen voor een passend slot van dit schijfje.
Waar tegenwoordig (uit marketingoogpunt en vaak ten onrechte) al snel wordt gesproken over een nieuwe superband, heeft Dukes Of The Orient deze glimmende sticker met dito aanduiding op de cover niet nodig. Goede muziek verkoopt zichzelf, bewijzen ‘dukes’ John Payne en Erik Norlander met dit formidabele album.
Lees hier een uitgebreid interview met Erik Norlander.