Ik maak als eerste kennis met het prachtige Coming Back To Life dat prachtig start met piano en zang. Daarna zijn slechts een aantal toetsaanslagen op de piano genoeg om de gehele band in de actiestand te zetten. De compositie is overwegend gebaseerd op een rustige progsetting met daarin krachtig muziekspel en wat lekkere onregelmatige riffs en ritmes die het geheel spannend houden. Daarbij is de orkestrale toevoeging een meerwaarde voor het totale geluid. Simon Lavoie heeft een stemgeluid dat niet heel krachtig wordt neergezet, maar wel goed past in de sfeer van de compositie. Soms wat nasaal, soms wat kwetsbaar is hij mede debet aan het gevoelige karakter dat na zeven karakter ineens even een andere wending krijgt. Steven Cope zet zijn trommelstokken even een versnelling hoger en Vincent Bruneau mag het ingehouden gitaarspel even laten vieren om in een georganiseerde kakafonie over elke grens heen te kijken. Ook het toetsenspel van Ludovick Daoust wordt even stevig neergezet en vormt een mooi samenspel met de solo van Vincent. De onophoudelijke ritmesectie van Steven en Bassist Tommy Fradette fungeert daarbij als fundament tot het, evenals aan het begin, met een enkele toetsaanslag ook weer afgelopen is. Tien minuten zijn voorbij en ik heb het niet in de gaten gehad.
The Grandeurs Of It All heeft een wat andere inslag aan het begin. Het intro heeft het karakter dat bijvoorbeeld bij Steely Dan aanwezig is. Al gauw draait Fractal Cypher weer op volle toeren waarin wederom het toetsenspel van Ludovick. Gedurende de compositie blijkt dat het geheel niet heel erg afwijkt van Coming Back To Life. Het geheel heeft wat meer tempo, maar ook hier ligt de progrock aan de basis met daarin diverse accenten. Qua solo’s is het wat complexer en gaandeweg zorgt gitarist Vincent voor een heerlijke groovende riff nadat er wat versneld is.
Bij From Above And To The Stars is een video verschenen. Naar eigen zeggen is dit de meest ‘heavy’ compositie op het mini-album. Het is inderdaad krachtig met een fikse portie kracht. Er blijft echter steeds een evenwicht bestaan tussen onregelmatige krachtige stukken en een fraaie melodie. Een melodie waarin vooral zanger Simon overtuigend is en af en toe aan Ray Alder (Fates Warning, Redemption) doet denken. Tekstueel zou het aan kunnen spreken bij het progpubliek dat fan is van science-fiction verhalen.
De afsluiter Red Lady wijkt wel degelijk af van de rest. Het is allemaal wat meer jazzy ingezet en zou het North Sea Jazz Festivalpubliek wel kunnen bekoren. Het algemene karakter is vrij rustig totdat na vier minuten de deksel van de pot kan en er meer krachtig wordt ingezet. Qua melodie is het nog altijd niet heel complex, hoewel de djentelementen later menig neuroon in de war kunnen brengen en ook de keyboardsolo zou menigeen zenuwachtig kunnen maken. Plotsklaps is het dan weer easy-listening en jazzy en ontstaan er visioenen van slecht verlichte zalen waar de sigarenrook de atmosfeer verduistert om vervolgens door de beweging van een heerlijke gitaarsolo weer op te lossen. Eigenlijk is Red Lady het meest complexe stuk van het hele mini-album dat voor de rest heerlijk wegluistert en het proghart wel verwent.