In 1993 brak Gary Hoey door met een cover van “Hocus Pocus”, de klassieker van ons eigen Focus. Nu is het 2016 en levert hij met Dust And Bones zijn dertiende soloalbum af. Tenminste, als je zijn kerstalbums niet meetelt. Daarover later…
Zijn carrière begon op een moment dat de gitaarhelden qua populariteit volledig afgedaan hadden en waren verdrongen door de grunge. In 1988 deed hij auditie bij Ozzy Osbourne voor de plek die uiteindelijk naar Zakk Wylde zou gaan en een jaar later verkaste hij naar L.A. Maar ja, geen platenmaatschappij zat te wachten op een gitarist met Jimi Hendrix en Johnny Winter als zijn helden. Het droeg wel bij aan zijn veelzijdigheid, want Hoey hield zich vóór zijn soloalbums bezig met allerlei genres (o.a. surf met Dick Dale), productie en engineering, songwriting en filmmuziek. Sinds 1995 zit daar een reeks(!) kerstalbums bij, onder de naam Ho Ho Hoey.
Op zijn vorige album Deja Blues wilde hij laten zien dat hij authentieke blues kon spelen. Op Dust And Bones combineert hij dat weer met meer rockinvloeden. Blues, rock en gitaargeweld, dat kan bijna nergens anders uitkomen dan bij tachtiger jaren bluesrock. Hoey heeft een prima en veelzijdige zangstem, die op het randje van blues en poprock zit, net iets beter dan de doorsnee guitarslinger in de blues.
Alle elf songs zijn van de hand van Gary Hoey. Ik vind ik ze niet allemaal even sterk. Hij is een zeer vaardig gitarist die ze nog prima kan laten klinken, maar zodra de energie of inventiviteit een beetje ontbreekt zoals in “Who’s Your Daddy” en de powerballad “Coming Home” blijft er niet zoveel van over. “Coming Home” is trouwens een debuut met Lita Ford, wier album Living Like A Runaway door Hoey werd geproduceerd.
Gelukkig staan daar een paar heerlijke tracks tegenover. “Born To Love You” heeft een sterke ZZ Top-vibe, zowel in de ritmepartijen als in de solo, en is dan weer een van de betere songs. “Steamroller” (opgedragen aan Johnny Winter) en “Blind Faith”, zijn lekkere powertrio-beukers met slidegitaarwerk en in “Ghost Of Yesterday” blijven de solo’s je om de oren vliegen. In de instrumentale afsluiter “Soul Surfer” laat Hoey horen de surfrockdagen nog niet vergeten te zijn.
Zoals gezegd is het materiaal niet altijd even sterk. De uitvoeringen van Hoey, bassist AJ Pappas en drummer Matt Scurfield maken dat dat meestal niet stoort. Toch kan het niet voorkomen dat Dust And Bones hier en daar wat inzakt. Het is zeker geen slecht album, maar in een drukbevolkt genre zal het voor Dust And Bones lastig zijn om boven het maaiveld uit te komen.
[youtube id=”gW8wikGj8RY”]
Gary Hoey website
Gary Hoey – Dust And Bones
211
vorig bericht