Op de eerste tracks, Wolfsmond en Bekhten’s Curse, hebben ze een melodieuze flow die wat heeft van een Amon Amarth. Vooral de zang gaat mooi alle kanten op, van clean naar screams en grunts, als was zanger Julien Deyres de Franse Mike Patton. Vervelend wordt het nooit. Vooral Wolfsmond is een parel inzake compositie en solo’s, zonder dat je het gevoel krijgt dat je als een kernfysica-nerd het hele zaakje moet gaan ontleden tussen je oren. Het klinkt allemaal heel natuurlijk, logisch en organisch. Maar die laatste superlatieven gelden jammer genoeg niet voor het volledige album.
Na die twee heel degelijke tracks gaat het op Aethra en The Sentry eerder in de richting van Beyond Creation, Decrepit Birth en Sylosis. En ook op de volgende tracks hangt er veel minder vlees aan het been, met composities en ritmes die hitsig en nerveus van richting veranderen tot je nauwelijks nog weet hoe die track ook al weer begon of waar hij naartoe gaat. Inzake speltechniek valt er evenwel niets af te dingen op de gitaristen Mathieu Pascal en Nicolas Alberny. En dat de nummers überhaupt nog als één geheel klinken is vooral de verdienste van drummer Karol Diers. Waarmee we natuurlijk niet zeggen dat dit bagger is, maar het contrast met die schitterende openingstrack is toch opvallend.
Chandra And The Maiden maakt naar het einde van het album nog veel goed met mooie typische progmomenten tussen de tech-death. Het afsluitende A Light Unseen heeft een knappe, catchy intro met een muzikaal thema waar ze nog een paar keer – maar misschien te zuinig – naar terugkeren. Toch is deze track best genietbaar en zelfs heel toegankelijk voor wie niet zo into progressieve deathmetal is.
Als album toont Aethra dat Gorod heel goed is in progressieve deathmetal, maar dat ze net zo goed de grenzen van hun niche kunnen openbreken naar een veel ruimer publiek.