Islet schippert tussen onschuldig kinderlijke wiegeliedjes als Caterpillar en de ijzige doodsklokken van Good Grief, tussen psychedelische vrolijkheid en melancholie. Het merendeel van de tracks zijn klassieke, speelse popsongs, met een drieminutenformat, korte refreinen, een herkenbare hook, … maar ergens ontbreken de tracks een zeker X-factor (noem het catchyness) om lang te blijven hangen. Soms graven de lyrics niet diep genoeg, terwijl de melodielijnen op andere momenten dan weer als dertien in een dozijn klinken. Een aantal keer schiet Islet wel recht in de roos, zoals op Treasure, Florist en Gyratory Circus. Het heeft allemaal wat tijd nodig om aan je te groeien, maar dan krijg je er wel wat voor in de plaats.