Joe Heart & The Prisoners – Moonchild

Eerst even dit: er volgt een heel positieve review van het album Moonchild van Joe Heart And The Prisoners, maar vooraf moet ik toch even vertellen waarom die zo lang op zich heeft laten wachten.

Er gingen namelijk heel wat knipperlichten af. Signalen die waarschuwden dat ik dit album misschien maar beter links zou laten liggen. Die bandnaam bijvoorbeeld. Daar lijkt niet te hard of lang genoeg over nagedacht. Ruurd Heise uit Zaandam is misschien geen naam om internationaal carrière mee te maken, maar waarom ruil je die in voor iets zo doorsnee als Joe Heart? En waarom staat daar ‘And The Prisoners’ bij als het een éénmansproject is? Hetzelfde geldt voor de albumtitel Moonchild. Als je die op discogs.com ingeeft, leer je dat die al minstens honderd keer teveel gebruikt werd.  En dan die eerste track op het album. Train To Nowhere is een vlag die helemaal de lading dekt: een wat overdreven Southern accent, swampy bluesrock-akkoorden van dertien in een dozijn en lyrics die de clichés op elkaar stapelen en overlopen van het zelfmedelijden, meer dan zelfs de blues kunnen verdragen. Je bent helemaal overtuigd: deze trein gaat inderdaad naar nergens.

Je moet dus al wat doorzettingsvermogen hebben om niet meteen met een grote boog om dit album heen te lopen. Maar dan klaart de hemel op en komt er stilaan een zonnetje door de wolken. Misty Morning Sun twijfelt tussen blues, singer-songwriter en americana en heeft een stukje mondharmonica dat heel authentiek en doorleefd klinkt en de lyrics zijn veel persoonlijker, bijna intiem. Als er dan dat stukje cello langskomt, ga je compleet overstag. Het is op dit album vaak de productie (of de gekozen arrangementen) die de songs naar een hoger niveau tillen. Zoals op Atlantis, met die intrigerende pianoriedel, de violen en de koortjes. In de outro hoor je zuinig progrock-invloeden van Pink Floyd doorschemeren. Maar alle songs na die Train To Nowhere zijn van een groot kaliber. Voor Black Moon kan je zelfs de grootste namen uit de rock bovenhalen als je referenties op tafel wil gooien: Bruce Springsteen, Warren Zevon, Tom Petty, …

Op Everytime verandert Ruurd Heise/Joe Heart het geweer even van schouder. Met die leuke baslijn van Claus Visser (Ruurd’s bandmaatje bij o.m. First Edition) en die op een drumcomputer lijkende beat had dit een 80’s Belpop-track van Toy of Schmutz kunnen zijn. Nog maar Belgische referenties voor het rockende Infinite, want daarop zit Joe Heart in het spoor van 90’s semi-grungy garagerockers als Betty Goes Green en Derek And The Dirt. Kaleidoscope staat op een slappe koord tussen kitsch en authentiek, maar blijft alsnog overeind. Op Reassurance heeft een leuke intro die aan de hoogdagen van The Kinks en The Beatles doet denken. Afsluiten doen we met de doorleefde blues van When The Light Fades (met Tjeerd Melchers op piano) en Moonchild. Dit album is een karrevracht invloeden bij elkaar, maar wel heel vernuftig en ambachtelijk tot één geheel gekneed.

De Train To Nowhere die we in de inleiding zo ongenadig neersabelden, die eindigt met de vraag ‘will the sunshine beat the rain’ en daar moeten we niet lang over nadenken. Om het met Lee Towers te zeggen: I can see clearly now, …

Related posts

A La Carte – Born To Entertain

Objector – Slave New World

Grendel’s Sÿster – Katabasis into the Abaton/Abstieg in die Traumkammer