King's X – Three Sides Of One

Veertien jaar hebben we moeten wachten op de opvolger van XV uit 2008. De eerste werkzaamheden begonnen in 2010, maar gezondheidsproblemen en muzikale projecten zorgden ervoor dat er pas in 2018 serieus een begin werd gemaakt met de voorbereidingen voor opnames. Maar ja, platenmaatschappij Golden Robot Records bleek geen goede match, COVID legde veel in de muziekwereld plat, er waren nóg meer andere projecten en toen was het ineens 2022 met eindelijk de release bij Inside Out.
Opener Let It Rain is een lekkere beuker met de vertrouwde King’s X-sound. Donderende drums, ronkende bas, eenvoudig maar effectief gitaarwerk met een scheurende solo en zang die tegen de funk aanhangt. Lekkere start. De tweede track Flood Pt. I begint met strijkers (!), er knalt een snoeiharde riff in en gaat als de zang invalt van het ene op het andere moment een bijna psychedelische hoek in. Die wat abrupte overgangen blijven komen, ondanks dat de song zelf net drie minuten lang is. Zelfs voor King’s X is dat wat veel, wat maakt dat het vooral voelt als wat aan elkaar geplakte ideeën. Nothing But The Truth is een stevige soulballad die een lang instrumentaal einde met een heerlijke gitaarsolo kent.
In drie songs ben je eigenlijk al door de hele King’s X-bandbreedte heen, zij het dat je hier alleen nog Dug Pinnick op leadzang hebt gehoord. Ty Tabor en Jerry Gaskill nemen ook geregeld de leadzang voor hun rekening. Dat is voor het eerst bij All God’s Children, waar Ty Tabor de leadzang doet. Door een hypnotiserend refrein en prachtkoortjes is het voor mij een van de uitschieters. Jerry Gaskill is te horen op de psychedelische song Take The Time – met ook weer strijkers. Holidays, een stuk verderop is nog zo’n psychedelische track met Gaskill als zanger. In Festival, een van de rechttoe rechtaan rockers op dit album, delen ze de leadzang min of meer gedrieën, en ook dat werkt goed. Watcher en Every Everywhere doen me wel denken aan het debuut Out Of The Silent Planet, dat wat spartaanser was qua aankleding dan de latere albums. Zo is er in stijlen, tempo’s en hoeveelheid details volop variatie op dit album.
King’s X is ondanks drie leadzangers altijd herkenbaar en dat is ook op dit album weer het geval. Vaak hoekige ritmes en ritmepartijen worden gekoppeld aan onverwacht catchy melodieën en prachtkoortjes, terwijl de rock voortdurend wordt doorsneden door flarden prog, funk, soul, pop en op dit album verrassend vaak psychedeliche pop. Producer en engineer was Michael Parnin, die Dug Pinnick al kende van zijn soloalbum Strum Sum Up. Vermoedelijk is een producer bij King’s X vooral iemand om de werkzaamheden in goede banen te leiden, want de heren zijn alledrie vaardig in de studio. Het mooie is dat je bij King’s X-albums de stijlen van het solowerk bij elkaar hoort komen en dat is hier meer dan ooit het geval. Het is natuurlijk ook niet voor niets dat ze al sinds 1979 samen in een band zitten. Gevalletje 1+1=3. Of, nou ja, 1+1+1=4.
Het heeft lang geduurd voor Three Sides Of One af was, maar het is het wachten waard geweest. In een oeuvre dat toch al weinig teleurstellende albums kent zit Three Sides Of One met gemak in de bovenste helft. Gezien de leeftijd van de heren – Pinnick is echt al 72! – zou dit wel eens het laatste album kunnen zijn. Mocht dat zo zijn, dan zijn ze in elk geval met een uitstekende plaat geëindigd.

King’s X website

Related posts

A La Carte – Born To Entertain

Objector – Slave New World

Grendel’s Sÿster – Katabasis into the Abaton/Abstieg in die Traumkammer