De eerste helft van het album is overduidelijk geïnspireerd bij de elektrorock/-pop uit de jaren tachtig met wat progressieve rockelementen erin verwerkt. Hoewel ze zelf artiesten als Depeche Mode en Kate Bush naar voren halen, wil ik er graag aan toevoegen dat bijvoorbeeld In Motion voor mij meer een kruising is tussen het geluid van Voyager en Scritti Politti. De sfeer en melodie doen is alles denken aan deze beide bands. Fraai is het funky tussenstuk met bas en sax waarmee Kyros laat horen dat zij zeer zeker out-of-the-box zijn gegaan bij In Motion. Het daaropvolgende Rumour klinkt lekker, heeft een bijzonder en goed ritme en vooral het heldere stemgeluid van Adam Warne steelt de show in deze dansbare progcompositie. Met In Vantablack schuift Kyros meer richting de progressieve rock, al was het alleen maar omdat de compositie bijna een kwartier duurt. Het karakter is vrij luchtig en de aandacht blijft mooi behouden door twee filnke ‘jams’ tussendoor waarin bassist Peter Episcopo zich even goed mag uitleven. Op een gegeven moment krijgt de compositie na een flinke progressieve uitbarsting een wending waarbij slechts de piano en zang voorzichtig verder gaan. Het stemgeluid van Adam is bijzonder fraai en past uitstekend in het soort canonachtige vervolg voordat er een progressieve doorstart plaatsvindt waarbij vooral de synthesizer de hoofdrol opeist.
Via het lieflijke tussenstuk met de naam Ghost Kids gaat het album verder met Phosphene dat zich ingetogen en rustig voortbeweegt en waarbij projecten als Lonely Robot of Starset naar boven drijven. Phosphene is tevens een soort van omwenteling op het album waarbij het volgende deel start met Technology Killed The Kids III. Deel I was ook al op Vox Humana aanwezig en op de een of andere manier is deel II me ontschoten. Waar deel I vooral de basis van de jaren tachtig bevatte, is dat in deel III niet zozeer het geval. De compositie is veelzijdig, maar heeft daardoor iets onsamenhangends over zich en Kyros vergaloppeert zich hier een beetje. Een factor die op Vox Humana voorkwam in Boiling Point.
Maar het is niet representatief voor Kyros in het algemeen, want UNO Attack heeft ook die sterke stijl- en tempowisselingen maar hier zorgt het juist voor een extra stimulans en wordt er gebruik gemaakt van een flinke groove die erg aanspreekt. Er is ruim aandacht voor gitaar en toetsen en biedt in alles een mooi progressief karakter met sterk geplaatste muzikale interventies.
En ergens had hier het album wel mogen eindigen. Nu doen ze het met Her Song Is Mine. Het is niet eens onverdienstelijk maar geeft me wel een Disneygevoel. Leuk geprobeerd, mooi buiten de lijntjes, gevoelig, maar toch niet het einde dat ik voor ogen/oren had.
Met Celexa Dreams heeft Kyros naar eigen zeggen de grenzen binnen het proggenre verder verkent, maar wijkt niet heel erg af van het album Vox Humana. En daarmee kan ik ook deze review eindigen met de woorden van weleer: “Het is een album voor gevorderden en vooral voor liefhebbers van melodische progrock” waarbij ik aanvul dat de elementen uit de jaren tachtig niet uit het oog mogen worden verloren.