Nikki Lane – Denim & Diamonds

De naam Nikki Lane zei me niet zo heel veel, eerlijk gezegd. Zoals zo vaak was die interesse al wat groter toen ik een mij wél bekende naam ontdekte: Josh Homme.

Nikki Lane, opgegroeid in South Carolina en inmiddels woonachtig in Nashville, had in het afgelopen decennium al drie platen uitgebracht. Rootsy albums, die door veelvuldig gebruik van de pedal steel fors de countryhoek indoken. Er waren genoeg mensen die haar kwaliteiten zagen: Dan Auerbach (Black Keyes) produceerde haar tweede album en ze schreef en zong een duet met Lana Del Rey, “Breaking Up Slowly”. En toch was er niet zoveel aandrang om een vierde album op te nemen. Tot een telefoongesprek met Josh Homme, voorman van Queens Of The Stone Age.

Homme produceerde het album in zijn eigen studio en hanteerde de gitaar en andere instrumenten. Onder de muzikanten uit het QOTSA-universum verder toetsenist Dean Fertita, bassist Michael Schuman en gitarist Alain Moschulski (beter bekend als Alain Johannes). Zelf nam Lane haar vaste pedal steel-gitarist Matt Pynn mee en haar songs, grotendeels alleen of met Nashville songwriter Gabe Simon geschreven.

De aanwezigheid van Homme en kornuiten mag dan iets steviger gitaren met zich meebrengen dan bij vorige gelegenheden, Denim & Diamonds een rockplaat noemen is wat overdreven. Iedere keer dat er pedal steel wordt gebruikt heeft het bijna onvermijdelijk een country-insteek, maar ook zonder dat denk je meestal eerder aan countrypop dan aan rock. Opener First High herinnert aan Sheryl Crow, Good Enough is pure snik-in-de-stem-country, met een hoger en veel nasaler stemgeluid. Born Tough begint met een drumpatroon dat ogenblikkelijk aan Queens Of The Stone Age doet denken, maar na dat begin wordt het echter een vrij brave poprocker. Black Widow en Pass It Down zitten iets meer richting rootsrock, met in de eerste een fraai gospelintermezzo, en het album wordt met een wat latinachtige track Chimayo af te sluiten.

Opvallend is dat de zang eigenlijk continu op de voorgrond staat. Geen lange solo’s, geen instrumentale intermezzo’s, het gaat van het couplet direct naar het refrein en direct weer terug. De songs zijn ultrakort. Er is één song van boven de vijf minuten (Good Enough), de rest zit ruim onder de vier minuten. Met tien songs is het album dan ook na iets meer dan een half uurtje alweer afgelopen.

Dit is een album dat helemaal draait om de stem van Lane. Het siert Homme dat hij het album niet heeft overgenomen en Lane haar ding heeft laten doen. En hoewel ze zeker geen glad of gelikt stemgeluid heeft, heeft ze voldoende inhoud om de songs te dragen. Voor mij persoonlijk is het denk ik muzikaal net iets te weinig spannend, maar als een stem genoeg kan zijn voor je zou ik zeker eens luisteren.

Nikki Lane website

Related posts

A La Carte – Born To Entertain

Objector – Slave New World

Grendel’s Sÿster – Katabasis into the Abaton/Abstieg in die Traumkammer