Poste 942 – Chaleur Humane

“It’s fresh, it’s good, it’s raw, it’s gangster music!”; een quote uit de begeleidende info van dit plaatje. Geen valse bescheidenheid van dit gezelschap uit Tourves, Frankrijk. Het maakt in ieder geval wel nieuwsgierig; een beluistering volgt.

De YouTube clip van Chaleur Humane is mijn eerste kennismaking. De puntige mix van stevige alternatieve rock met dwarse psych-pop elementen, uitermate smakelijke, bluesy gitaarbijdragen en eigenwijze, expressieve Franse vocalen sprak me aan. De band is ooit begonnen met muziek met de focus meer in de Southern/blues-rock hoek (met een zanger en Engelse teksten), dus dat bluesy rock gevoel van de sologitaar is eigenlijk helemaal niet vreemd. Nadere beluistering van deze oudere nummers lokt eigenlijk ook wel heel erg, maar goed, terug naar deze nieuwste schijf.

Opener Seul is mijn zijn punky inslag en energie, in combinatie met wat hoekige dwarsigheid en vocalen op het randje, best een aardige binnenkomer. Daarna gaat het een paar nummers toch te veel de poppy kant op voor mij, maar met het catchy Fada Fighters hebben ze me weer. Seventies punk meets nineties alto rock, dat halverwege een kabbelend psych paadje inslaat; ja, dit is het wel weer! The Freaks Come Out At Night is meer een muziekstuk met lekkere drive, pakkende hooks en dwarse stukken, bluesy en super melodieuze, bijna symfonische prog elementen, en om het af te maken, iets wat op Lenny Kravitz lijkt. Een ratjetoe dus, maar het klinkt wel erg lekker. Bij Le Lac en het navolgende Le Souffle gaat de band meer terug naar hun bluesrock roots en blijkt wederom dat ze dat ook nog steeds kunnen. Na het titelnummer, wat ik als eerste te horen had gekregen, gaat de band verder op de nineties alto pop rock toer waarbij de goedkope geluidjes bij La Ligne hoogtij vieren, en de combinatie van hoekig en dwars, heel mooi gecombineerd word met vloeiende doorrag-momenten in Petit Chat Et Biture. Een stoner-achtige drive wordt hierna prachtig gecombineerd met bluesy mondharmonica werk in Le Diable Au Corps, waarbij ditmaal de zang een lijn kiest, die me niet altijd kan aanspreken; erg jammer. Hekkensluiter Saint Esprit is weer een pakkende bluesy gedreven riff met fijne gitaarbijdragen en mooie intermezzo halverwege. Ook hier hadden ze de laatste vocale partijen aan het einde mogen vervangen door gitaar, maar ja, dat is dus echt weer die kwestie van smaak. Al met al een heel aardige plaat, waarbij ik het gevoel heb dat de band op het huidige pad nog veel verder kan groeien. Ze hebben de potentie om echt te raken; erg benieuwd naar een volgend album.

Related posts

Distant – Tsukuyomi: The Origin

As I Lay Dying - Through Storms Ahead

Coil Guns – Odd Love