De ster van de Kaiser Chiefs is sindsdien pijlsnel de hemel in geschoten, met een reeks radiohits. En al blijven die hits nu even uit, ze spelen bij nog in de grote zalen en op de grote weides. The Cribs hebben daarentegen – althans in Nederland – niet dat pad kunnen volgen. Lowlands heeft deze drie Britse broers nog een keer geboekt. Zaalshows voor The Cribs zijn ook al schaars. Paradiso heeft hen één keer laten spelen in de kleine zaal en ze deden het voorprogramma van Franz Ferdinand in Amsterdam en van Stephen Malkmus in Utrecht. In België hadden The Cribs nog een halve radiohit met Men’s Needs, maar ook dat is aan Nederland voorbij gegaan.
Dat ze hier niet groter geworden zijn, is best jammer. The Cribs is een solide rockband met een stevige live-act. Ze brengen een smerige rock die alleen op de albums nog wat naar Britpop neigt. Ze klinken een beetje als de Libertines of (de oude) Bush, maar dan harder en smeriger, meestal zonder dat het echt punk wordt. Ze zaten bij hippe labels als Wichita en bij majors als Warner en Sony voor de distributie.
In andere landen lukt wel (bijna) alles voor The Cribs. Ze spelen wereldwijd de grootste festivals (drie keer Pukkelpop, Rock Am Ring, Sziget, Lollapalooza, Reading, Fuji Rock, Glastonbury, …) en ze hebben zich steeds weten te omringen met goed volk. Zo was Johnny Marr van The Smiths een paar jaar het vierde lid van de band. Lee Ranaldo van Sonic Youth kreeg een gastrolletje op hun derde album. Legendes als Edwyn Collins, Nick Launay, Rick Ocasek, Alex Kapranos, Andy Wallace en Steve Albini hebben hun albums geproduced en gemixt. De meesten polijsten de ruwe kantjes van The Cribs glad, wat hen wereldwijd commercieel succes opleverde. Alleen Albini zette die ruwe kantjes extra in de kijker op, In The Belly Of The Brazen Bull, album nummer 5. Hij mocht opnieuw aan de slag voor hun jongste, alweer zevende, album.
Oorspronkelijk zou het een EP worden met vijf punksongs die niet op Brazen Bull geraakt waren, maar waar de fans wel pap van lusten tijdens de liveshows. Uiteindelijk hebben ze er toch maar een album van gemaakt. 24-7 Rock Star Shit opent met een veeg distortion, als was het maar om duidelijk te maken dat Albini aan de knoppen zat. De hele zwik werd in amper vijf dagen ingeblikt. Dat is al best veel naar de normen van Albini.
De Jarman-broertjes doen op dit album hard hun best om nog steeds relevante indierock te maken, maar op een aantal tracks klinken ze bezadigd en ongeïnspireerd. Het vuur brandt het hardst in een paar nijdige, rauwe noiserockers als Rainbow Ridge, In Your Palace en Year Of Hate en in een klagerig en wel heel traag nummer als Dead At The Wheel en de akoestische ballad Sticks Not Twigs. Punk is het toch niet helemaal. Eerder slordige en nerveuze noiserock zoals Nirvana die maakte ten tijde van Bleach of Weezer of Teenage Fanclub met wat extra peper in de poep.
Hier moeten best wel fans voor te vinden zijn, nu noiserock opnieuw terrein wint met bands als It It Anita, Brutus en Cocaine Piss.