Theo is het progressieve geesteskind van Jim Alfredson, die gezien wordt als één van de beste Hammond-organisten heden ten dage. Jim Alfredson heeft zijn sporen al ruimschoots verdiend in het jazzcircuit. De afgelopen drie jaar heeft hij tussen de bedrijven door (muziek geschreven voor zijn eigen jazztrio Organissimo en touren met onder meer Janiva Magness) de muziek geschreven voor dit album van Theo. Met Theo laat hij zich muzikaal niet inspireren door de jazz, maar door het tijdperk van de klassieke progressieve / symfonische rock en bands zoals Yes, ELP, King Crimson, Pink Floyd en Genesis.
Tekstueel lijkt het een soort verlangen naar de periode waarin mensen idealistisch protesteerden tegen de gevestigde orde. Een reflectie op de dualistische manier waarop we tegenwoordig omgaan met ‘macht’. The Game Of Ouroboros bestaat officieel uit zes nummers. Nou ja, zes? De meeste nummers op het album bestaan afzonderlijk weer uit verschillende subtracks. Het titelnummer opent het album en heeft een sci-fi karakter. De muziek grijpt inderdaad terug naar de klassieke progressieve bands, maar voor mij ligt het geluid van Steely Dan of Van Dyke Parks meer aan de oppervlakte dan de eerder genoemde inspiratiebronnen van Jim. Dat Jim een begenadigd organist is, blijkt al snel. Er is veel ruimte voor het orgelgeluid in een krachtige compositie waar plotseling terug gegrepen wordt naar een minimalistisch karakter om via een warme zangpartij weer op te bouwen naar een goede gitaarsolo die als vanzelf overloopt in een fraaie orgelsolo. Aan het eind is er daarbij ruimte voor onregelmatigheden en enige jazzinvloeden. In The Blood That Floats My Throne is er sprake van een repeterende en hypnotiserende melodie die in een pulserend ritme de rode draad lijkt te zijn in het nummer. Soms zeer duidelijk aanwezig, maar soms ook op de achtergrond. De zang klinkt warm en hebben we te maken met een warm en lekker nummer. Creatures Of My Comfort loopt lekker door, maar is niet heel bijzonder te noemen. Ook These Are The Simple Days gaat mij voorbij zonder dat ik enorm in vervoering raak. In Idle Warship veer ik weer wat op door de retroprogrock die in onregelmatige interventies mijn huiskamer binnenglijdt. In deze compositie moet ik denken aan Billy Joel, wellicht door het piano recital. Ook hier krijgt het nummer, net als in het openingsnummer, een bijzondere wending naar een uiterst fragiel stuk muziek. Langzaam krijgt het nummer wat meer kracht om wederom in een een-tweetje tussen orgel en gitaar flink uit te pakken. De onregelmatige muziekstukken uit de start van het nummer komen weer netjes terug aan het eind. Slotnummer Exile brengt weinig nieuws, maar dat is eigenlijk ook niet nodig. Jim Alfredson bouwt in dit nummer verder op zijn principe en Exile past mooi binnen het plaatje dat The Game Of Ouroboros heet.
Vanuit de start had ik veel verwacht van Theo. Naarmate het album vordert, ben ik wat minder verrukt. Voor mij hadden de afzonderlijke muziekstukken als aparte tracks neergezet mogen worden. Nu missen de nummers soms wat consistentie waardoor het wat rommelig over komt. Het is zeker progressieve muziek die een hoge kwaliteit kent, maar niet het hele album overtuigt. Enkele composities zullen wel regelmatig nog door mij beluisterd worden, maar dan wel voorgeprogrammeerd in mijn cd-speler.
THEO – The Games Of Ouroboros
220
vorig bericht