Whom Gods Destroy – Insanium

Een supergroep is natuurlijk pas een supergroep wanneer het klinkt als een supergroep. Dat is bij Whom Gods Destroy. Mijn kennismaking met de band was de single In The Name Of War en zonder dat ik de band kende, was het meteen raak.

Bij nader onderzoek was het misschien ook niet zo verwonderlijk. Whom Gods Destroy is het product van Ron “Bumblefoot” Thal en Derek Sherinian. Ron is bekend van onder meer Guns ’n Roses, Lita Ford en Asia, maar de chemie tussen hem en Derek Sherinian, die we weer kennen van onder meer Dream Theater, ontstond ten tijde van het ‘project’ Sons Of Apollo.

De eigenlijke samenwerking begon met het schrijven van muziek in 2020 en al gauw voegden Dino Jelusick (Michael Romeo, Whitesnake, Trans-Siberian Orchestra), bassist Yas Nomura en drummer Bruno Valverde (Angra, Sepultura) zich bij de band.

Een vijftal die op het album Insanium perfect laat horen hoe de afzonderlijke samen meer zijn dan de totale som. De muziek op Insamium is doorspekt met magie en schurkt toevallig aan een aantal bands die een grote indruk op me hebben gemaakt. Qua warmte hoor ik Whitesnake, het stemgeluid van Dino doet geregeld denken aan de muziek van Soundgarden, qua kracht en vibe komen Symphony X en Adrenaline Mob bij mij naar boven en ten aanzien van de virtuositeit van het toetsenspel kom ik automatisch, hoe kan het ook anders, bij Dream Theater uit. Deze mix overtuigt enorm.

Je hoort het allemaal terug in In The Name Of War. Startend met slechts een stuk piano komt het helemaal tot zijn recht wanneer de ritmesectie zijn rug recht en de beuk erin zet. Daar bovenop rifft Bumblefoot alles aan elkaar. Vanuit die krachtige vibe werkt de band prachtig toe naar het refrein dat meer melodie kent en de perfecte aanloop is voor het riffgeluid van Bumblefoot. Met ruim zes minuten zou het enorm genieten zijn, maar Whom Gods Destroy weet met een lekkere stijl- en tempowisseling de weg vrij te banen voor een lekkere gitaarsolo die via een zangbrug een vervolg krijgt in de synthsolo van Derek. In Over Again is het niet anders. Het tempo is wel meer op een progressieve leest gestoeld. Licht onregelmatig zet de band een sterk geluid neer. De kracht ligt erin dat Whom Gods Destroy altijd weet te werken naar een melodieus refrein waardoor de compositie ook sterk blijft hangen in het geheugen. Met twee virtuozen in de gelederen mogen de solo’s natuurlijk niet ontbreken. In Over Again doen ze haasje-over en is het samenspel erg inspirerend.

Hoewel de band me wist te boeien met het krachtige karakter blijkt dat juist de innemende kant van de band ook pluspunten bezorgt. The Decision barst van de emotie zonder te verzanden in een rustige compositie. Er is genoeg te beleven tussen de passievolle stukken. In Find My Way Back gaat de band verder richting het rustige karakter met een heuse ballad. Een ballad zoals je ze graag hoort en waarin Axel Rudi Pell bijvoobeeld meester is. Misschien niet meteen verheffend, maar zo mooi.

De kern van Whom Gods Destroy ligt toch echter in het ruigere werk, zoals Crawl. Progressief op een manier die een groter publiek aanspreekt. En dan kan Crucifier er ook nog wel bij. Een compositie barstensvol met furie en een bak herrie om U tegen te zeggen. De grooves en het gitaarspel worden strak neergezet. Hier ontstijgen de bandleden zichzelf en de chemie is voelbaar. De compositie is sterk opgebouwd waardoor het progressieve stuk niet complex wordt. Even bijkomend vervolgt Whom Gods Destroy het album met een meer greasy sludgy riff in Keeper Of The Gate. De basis wordt gevormd door een zware riff en Dino laat horen, zoals eigenlijk al het hele album, dat hij een uitstekende zanger is. Bij Keeper Of The Gate gaan mijn gedachten terug naar Rainbow met Ronnie James Dio en dat wil wat zeggen. En dat het geen toevalstreffer is, blijkt uit de bonustrack Requiem waar de band het nog eens dunnetjes overdoet en de geest van het tijdloze Rainbow springlevens uit de fles springt.

Op het album staan nog twee verrassingen. Niet dat ze heel afwijkend zijn, maar met bijna negen minuten is Insanium wel een bijzonder stuk muziek. De compositie is mooi opgebouwd en vanuit divers invalshoeken heeft de compositie vorm gekregen. Het klinkt daardoor enigszins als een medley. Niet van covers, maar van invloeden. Alle elementen die je kent van de bands uit de inleiding zijn verenigd in deze ene compositie met een snufje Queensrÿche om het helemaal af te maken. De andere verrassing is het instrumentale Hypernova 158. Het summum aan muziekspel krijg je hier in rap tempo voor je kiezen. Iedereen, behalve Dino natuurlijk, mag zich hier uitleven in een gecontroleerde jam en het is prettig om het basgeluid van Yas wat meer op de voorgrond te horen, terwijl hij het onnavolgbare ritme van Bruno weet bij te houden. Voor doorgewinterde progliefhebbers is dit misschien wel dé compositie van het jaar. Gewoon progastisch.

Insanium is een dijk van een album. Het is een samenwerking die zichzelf ontstijgt en waarin het robuuste karakter de boventoon voert. Een album dat ongetwijfeld mijn jaarlijst gaat halen in 2024. Voor mij is Whom Gods Destroy met recht een supergroep.

Related posts

A La Carte – Born To Entertain

Objector – Slave New World

Grendel’s Sÿster – Katabasis into the Abaton/Abstieg in die Traumkammer